Vo[gens mijn moeder heb ik lang in de wandelwagen gezeten omdat ik snel moe was. Ik denk wel dat ze me in de watten heeft gelegd als enig kind waar ze veel zorgen over had omdat ik voor mijn tweede verjaardag al een nieroperatie had ondergaan en er nog maar een over had gehouden. Maar ik kan me goed herinneren dat we over de brug wandelden die hersteld was na de oorlog en ik liep tussen mijn ouders in over het voetpad. Het was donker of in ieder geval schemerdonker en koud. Van moeheid kan ik mij niets herinneren maar wat ik me wel herinner is dat ik de enkele zwarte personenauto’s die ons passeerde goed bekeek. En ik zag de mensen die erin zaten. Soms een persoon, soms meerderen. Zo kort na de oorlog waren er nog niet veel auto’s op de weg en de meesten waren zwart.
Later als schoolkinderen telden we de rode auto’s die door onze straat reden en als je er 300 had geteld dan… Ja wat dan. Dat herinner ik me niet meer. Misschien zou je dan wel trouwen of kinderen krijgen of zoiets.
Maar die zwarte auto’s die over de brug reden. Dat was heel iets anders daar in het schemer op die brug kwamen er heel andere gedachten naar boven en er kwam een sterk gevoel bij me binnen dat ik zelf in die auto zat. Dat was toch vreemd. Maar ook vond ik die gedachte heel gewoon en niet onmogelijk om waarheid te zijn. Hoe zat dat dan dat ik op de brug liep hand in hand met mijn ouders en me tegelijkertijd in die auto waande. Waarom zat ik niet gewoon in die auto. Dat was toch net zo goed mogelijk.
De sterke verbondenheid die ik daar voelde met het andere dat ik niet was maar net zo goed zou kunnen zijn is me altijd bijgebleven.
Tientallen jaren later overviel het me weer. Terwijl ik vanuit huis de tuin inkeek en mijn aandacht gericht was op de ekster voor mijn raam. Nauwelijks te beschrijven hoe ik me één voelde met het geheel. En vooral met daar waarop ik gericht was.
Want er zit verschil in dat soort ervaringen. Ook vanuit een enorme dosis verdriet waren er ervaringsmomenten in mijn leven waarin ik me een met het geheel voelde. Veel breder gericht van aard en minder gericht op iets bepaalds. Een grotere eenheidservaring zou ik bijna zeggen.
Ze zakken weer weg en de ‘normale’ dagelijkse beslommeringen nemen het weer over. Ik vraag me af of het mogelijk is in zo’n staat van zijn de gewone dagelijkse dingen te blijven doen. Ik denk dat het inderdaad wel mogelijk is maar een meer geleidelijk groeiproces waarin bewustwording een steeds grotere rol gaat spelen en die momenten dagelijks door de dag heen als gewoon worden ervaren. Dat heeft te maken met een gerichtheid en oefening in aandachtig leven. Het aanleren van nieuwe gewoontepatronen in aandachtig zijn.