Soms vind ik diep in mijzelf zulke mooie dingen. Ik noem het altijd kwartjes die vallen. Vroeger waren het dubbeltjes, nu durf ik het wel kwartjes te noemen. Maar kwartjes bestaan niet meer en dat is dan ook meteen het probleem. Ik zou de kwartjes graag willen delen maar dat is onmogelijk want dat wat ik diep heb opgedoken is onmogelijk te delen.
Of vergis ik me? Waarom schrijf ik hier dan over van alles en nog wat dat mij vol van verwondering maakt. Er zijn dingen die ik bijvoorbeeld lees of in cursussen opsteek en die ervoor zorgen dat er weer van die kwartjes gaan vallen waardoor de hele wereld er zo prachtig uit gaat zien. Dat ik het weer weet. Alles mag er zijn zoals het is. En terwijl dat doordringt is het even zo goed belangrijk overal aan te werken het beste eruit te halen en me met het beste, en daar versta ik onder, liefde mededogen, te verbinden. Daar me zoveel mogelijk bewust van te worden zodat ik het kan leven. Alle negatieve emoties steeds meer overwoekerd laten worden door weten dat al het negatieve voortkomt uit het lijden dat er is. Er kan pas liefdevolle vriendelijkheid zijn als het lijden wordt gezien. Daarom mag alles er zijn om gezien te worden.
En dat kwartje valt dan weer zodat ik ook mijn eigen onvermogen kan zien als mijn ergernissen weer eens de pan uit reizen en ik mijzelf ook vol liefde mag benaderen en mijn onvermogen zie zodat ik dat mededogen voor mezelf ook naar wereld over kan brengen.
Ja ik weet het de kwartjes die in mezelf vallen zijn niet voor iedereen bestemd. Ze kunnen zorgen voor mijn blijdschap en weer moedig het leven in te gaan. Maar nu vond ik een gedicht van Tagore. Zo mooi. Dat gaat voor mij hierover, noem het een geschenk uit de hemel.
Ik gooi alles gewoon op straat. Voor de voorbijganger.
Ik vond een gedicht van Rabirinth Tagore.
Des morgens wierp ik mijn net uit in de zee.
Uit de donkere diepte haalde ik dingen op van wonderlijk aanzien en vreemde schoonheid. Sommigen glansden als een glimlach, sommigen blonken als tranen, en anderen bloosden als de wangen eener bruid.
Toen ik huiswaarts keerde met mijn dagelijksche vracht, zat mijn lief in den hof en trok ijdelijk de bladen uit een bloem.
Ik weifelde een oogenblik, legde toen aan haar voeten alles wat ik opgehaald had, en wachtte zwijgend.
Zij oogde er naar, en zeide:
„Wat voor zonderlinge dingen zijn dat? Ik weet niet waarvoor zij dienen.”
Ik boog beschaamd mijn hoofd en dacht: „ik heb er niet voor gevochten, ik kocht ze niet op de markt, dat zijn geen waardige geschenken voor haar.”
En den heelen nacht dóór wierp ik hen één voor één op straat.
Des morgens kwamen reizigers; zij raapten hen op en droegen hen naar verre landen.
Dat zijn mooie ervaringen, die kwartjes die vallen. Ik ken ze ook, en ik ben er zo blij mee. Maar het is moeilijk om te delen in een blog, ik begrijp je helemaal.
BeantwoordenVerwijderenMooi je kwartjes. Ik zie er soms één,als ik achterom kijk. Dan dringt het pas tot me door
BeantwoordenVerwijderen