Maar even kopieren en plakken.
- Allerhoogste, almachtige, goede Heer,
- van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegen.
- U alleen, Allerhoogste, komen zij toe
- en geen mens is waardig uw naam te noemen.
- Wees geprezen, mijn Heer met al uw schepselen,
- vooral door mijnheer broeder zon,
- die de dag is en door wie Gij ons verlicht.
- En hij is mooi en straalt met grote pracht;
- van U, Allerhoogste, draagt hij het teken.
- Wees geprezen, mijn Heer, door zuster maan en de sterren.
- Aan de hemel hebt Gij ze gevormd, helder en kostbaar en mooi.
- Wees geprezen, mijn Heer, door broeder wind
- en door de lucht, bewolkt of helder, en ieder jaargetijde,
- door wie Gij het leven van uw schepselen onderhoudt.
- Wees geprezen, mijn Heer, door zuster water,
- die heel nuttig is en nederig, kostbaar en kuis.
- Wees geprezen, mijn Heer, door broeder vuur,
- door wie Gij voor ons de nacht verlicht;
- en hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk.
- Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster, moeder aarde,
- die ons voedt en leidt,
- en allerlei vruchten voortbrengt, bonte bloemen en planten.
- Wees geprezen, mijn Heer, door wie omwille van uw liefde
- vergiffenis schenken, en ziekte en verdrukking dragen.
- Gelukkig wie dat dragen in vrede,
- want door U, Allerhoogste, worden zij gekroond.
- Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster de lichamelijke dood,
- die geen levend mens kan ontvluchten.
- Wee hen die in doodzonde sterven;
- gelukkig wie zij in uw allerheiligste wil vindt,
- want de tweede dood zal hun geen kwaad doen.
- Prijs en zegen mijn Heer,
- en dank en dien Hem in grote nederigheid.[1]